Laat de boer telen voor de bouw in plaats van voor op het bord
De agrarische sector zit in het verdomhoekje en krijgt regelmatig bakken kritiek over zich heen.
29 juli 2021
Met hennep, vlas en stro kun je ook bouwen. Als boeren minder inzetten op voedsel en veeteelt en meer op het telen van grondstoffen voor bouwmaterialen, is dat goed voor de boer, voor de bouw en voor het milieu, betogen Jan Willem van de Groep en Jan Rotmans.
De agrarische sector zit in het verdomhoekje en krijgt regelmatig bakken kritiek over zich heen. En dat terwijl de sector tot voor kort nog het toonbeeld was van Nederlandse innovatie en wereldwijd de aandacht trok met de hoogste agrarische productiviteit in de wereld.
De landbouw is inderdaad een van de meest innovatieve sectoren van Nederland, maar niet een van de duurzaamste. De hoge productiviteit leidt tot een deken van ammoniak, mestoverschot en CO2-uitstoot over het land en daarmee tot aantasting van de bodem, de natuur en het landschap.
De landbouwsector staat dan ook voor een enorme opgave om dier-, mens-, natuur- en milieuvriendelijker te worden. Dat betekent forse reducties van stikstof, fosfaat en CO2, wat onvermijdelijk gepaard gaat met een forse inkrimping van de veestapel. Dat is uiteraard een grote bedreiging voor het bestaansrecht van veel boeren, de weerstand onder boeren is dan ook begrijpelijk. Maar de kop in het zand steken helpt niet, zij zullen de uitdaging vol aan moeten gaan om voor zichzelf een beter toekomstperspectief te creëren.
De uitstoot daalde niet tijdens corona
Ook de bouwsector kampt met hardnekkige problemen en ook daar spelen CO2 en stikstof een belangrijke rol. De bouwindustrie produceert zo’n 15 procent van de CO2-uitstoot in Nederland, inclusief de transportbewegingen, maar het is de sector niet gelukt om minder CO2 te gaan uitstoten, zelfs niet in de coronacrisis. In 2030 moet de bouw 55 procent minder CO2 uitstoten, maar met het huidige tempo komt de sector niet verder dan 10 procent reductie in 2030.
Eén van de mogelijkheden om de CO2-uitstoot in de bouw te verlagen is het toepassen van biobased bouwmaterialen. Materialen die worden gemaakt uit teeltgewassen als stro, hennep, vlas, humus, lisdodde of uit reststromen van de land- en tuinbouw. Dit kan een nieuw verdienmodel worden voor zowel de bouwsector als de landbouwsector.
Het idee van de Gideonsbende in de Bouw, waartoe wij behoren, is dat boeren minder inzetten op voedsel en veeteelt en meer op het telen van grondstoffen voor bouwmaterialen. Als we dit nog breder trekken, kan de landbouw de grondstoffenleverancier worden voor de biobased industrie en bouwsector. Op die manier kan Nederland hoogwaardige bio-producten maken, zoals cosmetische producten, medicijnen, kleding én bouwmateriaal. Dat levert schone en mooie producten op en veel minder CO2, stikstof en fosfaat.
Lisdodde als oplossing
Neem bijvoorbeeld lisdodde, een gewas dat gebruikt kan worden als isolatiemateriaal. Het wordt verbouwd op veengrond en voor het verbouwen hiervan moet de waterstand verhoogd worden. Tot nu toe werd de waterstand juist altijd verlaagd op dit soort gronden, omdat boeren het anders niet konden gebruiken voor veeteelt. Dat leidde jarenlang tot inklinking van de bodem met als gevolg veel CO2-uitstoot door oxidatie. Dat kan zo niet langer doorgaan. Overschakelen op gewassen die een hogere waterstand vragen, zoals lisdodde, biedt een aantal voordelen: het tegengaan van bodemdaling, verhogen van de grondwaterstand, verlagen van de CO2-uitstoot en bovendien is de opbrengst per hectare voor lisdodde circa 500 euro hoger dan bij veeteeltgebruik.
Maar ook voor de bouwsector zijn er veel voordelen. Biobased materialen kunnen CO2-intensieve bouwmateralen vervangen en ze nemen CO2 op. Teeltgewassen, dus ook hennep, humus, stro, vlas en bamboe, nemen bovendien drie keer meer CO2 op per hectare dan hout uit een bos.
Voor de landbouw en de bouwsector is dit een unieke kans. Naast een nieuw verdienmodel, voldoen aan de vereiste reducties van stikstof, fosfaat en CO2, is er óók kans op een nieuwe geldstroom, namelijk grootschalige subsidie voor CO2-opslag. De komende jaren worden miljarden uitgegeven aan CO2-opslag in de diepe bodem onder de Noordzee. Dat lijkt slim, maar dat is het niet. CO2 is geen afval dat je moet dumpen, maar een natuurlijke bouwsteen.
Nieuwe verdienmodellen
Het zou veel slimmer zijn om biobased huizen te subsidiëren. Wij hebben berekend dat 40.000 biobased woningen evenveel CO2 opslaan als Shell jaarlijks zou willen opslaan onder de Noordzee. Wij willen de komende tien jaar een miljoen woningen bouwen, daar ligt dus een unieke kans voor nieuwe verdienmodellen.
Waar biobased bouwmaterialen nu nog wat duurder zijn dan de CO2-intensieve materialen, kan dat snel goedkoper worden door opschaling en industrialisatie in de bouw. Een groot milieuvoordeel hiervan is dat biobased bouwen betekent dat er meer fabrieksmatig kan worden gebouwd (industrieel bouwen) en dat er minder zware industrie nodig is. Dat betekent aanzienlijk minder stikstofuitstoot op de bouwplaats en minder stikstof door de industrie. En gezondheidskundig is het werken met biobased materialen voor werknemers veel prettiger en gezonder dan werken met CO2-intensieve materialen. Ten slotte is voor de bewoners het wonen in een biobased huis aantoonbaar gezonder en prettiger dan in een huis van beton en cement.
Kortom, bouw en landbouw kunnen elkaar helpen en versterken om uit de stikstof- en klimaatcrisis te komen. De groene draad is het teeltgewas van eigen bodem, dat een mooie innovatieve kans vormt voor de landbouw én voor de bouw. De combinatie van teeltgewassen, hout, reststromen en biobased composietmaterialen kan een flinke impuls geven aan de ontwikkeling van de regionale circulaire economie. Laten we deze mogelijkheden met beide handen aangrijpen en een prominente plaats geven in het nieuwe regeerakkoord.
Jan Willem van de Groep is overheidsadviseur.
Jan Rotmans is hoogleraar duurzaamheid & transities.